“Kom je me helpen? Ik wil in bad…”
En ik spring m’n bed uit. Ik kom eraan!
Het bad is overgelopen maar te heet om de stop er uit te trekken. Na het, met een emmertje, leeg te hebben geschept en veel koud water erbij kan hij er eindelijk in.
Ik dweil de badkamer en ga weer naar beneden. Ik mag hem niet uitkleden. Stel je voor dat ik z’n pielemuis zie! En terwijl ik onder aan de trap blijf staan hoor ik hem kreunen en steunen.
Ik laat de deur openstaan en besluit de keuken op te ruimen. Wat een lucht!
Ik gooi de vieze sponsjes weg en zorg dat het weer toonbaar is.
Oh ja, meneer Thijs heeft geen werkster meer. “Maar vraag dan thuiszorg aan!…” Nee, dat is voor ‘oude’ mensen. “Maar ik moet morgen toch naar de huisarts, dan vraag ik het wel.” He he, eindelijk…
Ik krijg hem ook met geen mogelijkheid uit dat, veel te grote, huis. En ook niet uit die auto. Levensgevaarlijk. Ik heb wat ’tikken’ gehad als ik naast hem zat en de autolampen aan wilde zetten! Of de ruitenwisser… “Blijf af! Bemoei je er niet mee!”
“Maar meneer Thijs, (hij is mijn mentor in de politiek geweest) je rijdt op het fietspad!”
Iedere dag houd ik m’n hart vast. Zijn kinderen ziet hij een of twee keer per jaar. Zijn Indonesische ‘vriendin’ (zoals zoveel mannen denkt hij dat het ‘echte liefde’ is) komt twee keer per jaar een paar maanden.
Ik ben (dus) alles wat hij heeft. Maar dat weet hij niet meer.
“En weer schoon!”… Hij staat opeens achter me in de keuken en terwijl ik zijn kraag recht trek vraagt ‘ie waar het sponsje is.
“Ja, die heb ik weggegooid. Die was vies en versleten.” … “Maar daar maak ik altijd de vloer mee schoon!” En terwijl ik het sponsje uit de prullenbak vis en het hem aanreik, krijg ik datzelfde sponsje weer naar me teruggegooid. “Nou hoeft het niet meer!”…. Pff…
Ik stofzuig meteen maar even de woonkamer. Ik ben er nu toch.
“Zal ik wat boodschappen voor je meenemen? Ik moet zo toch naar de Plus.” …”Nee, ik ga zo zelf!”. En ik zie die capriolen alweer voor me. “…Alle fietsers rijden op de stoep!”… Maar, dat doet hij zelf…
“Wil je een wijntje?” … “Nee meneer Thijs, nu niet. Neem die fles maar mee. Kom je nog wel eten vanavond?” En voor de tweede keer gaat hij, boven!, in zijn agenda kijken.
En terwijl ik even later, in de supermarkt, bij de kassa sta laat ik een mevrouw voor gaan. Ze kijkt in m’n mandje en kijkt me vragend aan. “Ga uw gang, ik heb alle tijd”…
En het lijkt alsof mijn glimlach aanstekelijk is. Ik zie de sjagrijnige blikken om me heen ontspannen.
Pranam komt vanavond ook. Kroketten eten. Kan hij me misschien voordoen hoe ik die sarong dragen moet. 😉
En terwijl ik hierom lach vraag ik mij (cynisch) af of dat eigenlijk wel kan. Ik lees immers al de hele week dat ik een racist ben!…
Wat een onzin allemaal…